De Petrus Canisiuskerk, gebouwd in 1894/1896, raakte tijdens het bombardement van 22 februari 1944 zwaar beschadigd. Alleen het priesterkoor, het transept en de pastorie stonden nog overeind. De vernieuwde voorgevel ligt een zestal meters naar achter met daarvoor een hoge, overdekte galerij in kunrader steen. Vanuit de rijk gedecoreerde galerij openen drie deuren op een groot vierkant middenschip. De hoge klokkentoren met opengewerkte lantaarn is bepalend in het stadsbeeld.

 

Wie de kerk binnenloopt wacht een verrassend effect; achter de façade en het schip uit de wederopbouwperiode, bevinden zich nog het dwarsschip en het priesterkoor uit de 19de eeuw. Pastoor Rubens, bijgenaamd ’t Jungske, was lange tijd geleden pastoor in deze kerk. Hij was een goed mens waarover veel verhalen bekend zijn. In de winter gaf hij zijn eigen jas weg aan de armen en gaf hij bedelaars geld dat in zijn jaszak zat.